De sandalen vandalen
De winkeljuffrouw zit op haar knieën voor de kinderwagen terwijl Tibbe naar haar trapt met alles wat hij in zich heeft. Hij krijst het uit. Zuchtend kijkt ze over haar schouder omhoog naar mij. “Mevrouw, ik denk echt dat hij deze sandalen niet wil hebben hoor?” Ik pak de sandaal van haar over en ga nu zelf hurkend in de gevarenzone zitten. “Wil? Hij heeft helemaal geen wil, hij is pas 1 jaar! Als hij 18 jaar is mag hij zelf zijn schoenen uitzoeken en betalen ook. We nemen ze!”. Die eigengereidheid van Tibbe is aangeboren hij kan er niks aan doen. Hij heeft het van mij.
Ik moet een jaar of 4 zijn geweest. Alle kinderen uit hogere klassen op mijn katholieke basisschool deden hun communie. Van thuis uit was het geloof geen onderdeel van onze opvoeding, het geloof in jezelf was meer dan genoeg. De voorbereidingen van de communie waren in volle gang. Kinderen zagen er opgedoft uit, er werden liederen gezongen en iedereen was vrolijk. Van al dat moois bleef vooral 1 ding bij me hangen en dat waren de communieschoenen. Vol van jaloezie bekeek ik alle nieuwe glimmende schoenen. Man, wat vond ik die dingen prachtig. Glanzende witte lakschoentjes met zo’n riempje om de enkel en dan daaronder een wit sokje met een kanten randje.
Ik moest en zou deze ook hebben, dit probeerde ik dan ook mijn moeder aan het verstand te brengen. In de overtuiging dat de witte schoentjes al in de pocket waren, gingen we naar een speciale schoenenwinkel buiten de stad. Alleen had mijn moeder een ander plan voor mijn kleine platvoetjes. Namelijk, goede passende schoenen met voldoende steun voor een kindervoetje. Laaiend was ik! “Die stomme rotsschoenen wil ik niet”, schreeuwde ik uit. In de auto bekeek ik mokkend de nieuwe doos met orthopedisch verantwoorde stappers. In een flits van een seconde haalde ik ze uit de doos en begon midden op de A2 mijn raampje open te draaien. “Ik gooi ze weg, die lelijke rotsschoenen. IK WIL ZE NIET!!”. De wind blies mijn kwaaie tranen over mijn wangen. Nog voor mijn kinderhandjes die orthopedische monsters het raam hadden uitgewerkt had mijn moeder ze gered van hun ondergang.
Nu ruim 30 jaar later sta ik in dezelfde situatie. Nu ben ik zelf moeder van een kind wat veel te veel op mij lijkt. Als hij ook maar een fractie van de streken gaat uithalen die ik heb uitgehaald bij mijn moeder dan heb ik nog wat te verduren. Zo heb ik mijn moeder bijna geëlektrocuteerd door de stofzuiger vol te laten lopen met water in de hoop dat ik er een waterpistool van kon maken. Heb ik de badkamervloer ingesmeerd met haargel zodat ik erop konden schaatsen. Vrat ik jarenlang niks anders dan witte boterhammen met hagelslag. Trok ik hele stukken behang van de muur als ik voor straf op mijn kamer moest zitten en verstopte ik spruitjes tussen de bank. Ondanks alles bleef ze onvoorwaardelijk achter mij staan in alles wat ik deed. Toen er bij een bezoek aan de huisarts werd verteld dat er ook medicijnen waren voor mijn extreem drukke gedrag was mijn moeder duidelijk. “Ze rent wel een blokje extra, ze is zoals ze is, ze rent het er wel uit”.
Eenmaal thuis gekomen met Tibbe zet ik de doos met nieuwe schoenen op de koffietafel. Tibbe opent de doos van de sandalen en haalt behendig de sandaaltjes eruit. In mijn ooghoek zie ik hem naar de prullenbak lopen. Ik ben hem nog net voor, voor hij zijn splinternieuwe sandalen bij het restafval gooit. Als het aan hem ligt verdwijnt alles in de prullenbak, klepje open en weg ermee. Ik grinnik om zijn eigengereidheid en zijn harde optreden tegen zijn nieuwe sandalen. De cirkel is rond.
Ik open de tuindeuren en denk bij mijzelf. “Ren het er maar uit ventje, je bent zoals je bent”.